Den Haag – In Cobouw van 1 november pleit Piet Oskam voor een duidelijke definitie van duurzaamheid. Volgens hem zijn er te veel invalshoeken om duurzaamheid te benaderen. Eduard van der Meer neemt de uitdaging aan.
Algemeen Cobouw | 13-11-2013 | Eduard van der Meer |
Mijn definitie is: duurzaamheid = flexibiliteit. Als ik mijn definitie nader verklaar, staat flexibiliteit voor functievrijheid. Dat is namelijk veruit het belangrijkste aspect waar onze branche met duurzaam, lees toekomstbestendig, bouwen aan moet voldoen. Want een gebouw kan nog zo duurzaam gebouwd zijn, als het na vijf jaar leeg staat is het nog steeds erg milieubelastend. Natuurlijk, duurzame grondstoffen en hergebruik spelen op productniveau een grote rol. En ook wil ik de efficiëntie in de industriële processen niet verwaarlozen als onderdeel van verduurzaming, integendeel. Maar bovenal is het essentieel dat we verder leren kijken dan producten en processen. We moeten kijken naar wie het gebouw gaat gebruiken. Niet alleen vandaag, maar ook morgen en overmorgen. Dat doen we met een programma en dat noem ik flexibiliteit.
Dus duurzaamheid betekent dat een gebouw steeds aanpasbaar moet zijn aan de eisen van de gebruiker, nu en in de toekomst. Dat betekent dat voor een architect een streep op papier zet, hij eerst nadenkt over de draagstructuur. Ook de ontwikkelaar gaat steeds meer op deze manier werken, omdat dit de manier is om toekomstvast rendement te garanderen. Flexibiliteit wordt standaard, ofwel de functionaliteit van gebouwen moet goed, goedkoop en snel kunnen worden aangepast aan de behoeften van gebruikers. Onze oplossing van vandaag anticipeert daarmee op de vraag van morgen. Deze denkwijze past ook binnen een brede maatschappelijke context. Om werkelijk duurzaam te worden, moeten we aansluiten op ontwikkelingen in de samenleving. Trends als vergrijzing, globalisering en technocratisering stellen flexibiliteit als voorwaarde. Want de manieren waarop wij wonen, werken, ondernemen en recreëren verschillen steeds meer en veranderen steeds vaker. De gebruikelijke ‘traditionele’ oplossingen lopen almaar verder achter de (harde) feiten aan. De leegstand in het vastgoed is daar de stille getuige van.
We verduurzamen niet alleen onze werkwijze met producten en processen, maar gaan uit van een denkwijze die wij flexibel comfort noemen. Flexibiliteit in eindgebruik stelt ‘de klant’ centraal, in al zijn hoedanigheden. We kantelen de bouwkolom naar de klant en bewegen van aanbodgedreven, naar vraaggericht en vraaggestuurd. Vertaald naar het ontwerp- en bouwproces houdt dat een vergelijkbare beweging in: van vormgericht naar functiegericht tot functievrijheid. Gebouwen moeten neutraal worden, en dan heb ik het niet alleen over het gebruik van energie.
Daar wil ik graag de discussie over aangaan, te beginnen morgen op het congres Duurzaam Gebouwd.
Eduard van der Meer MBA